zaterdag 19 januari 2008

Overlijden van Tjalling Doedes

Doorgaans is het geen doen om een exacte overlijdensdatum uit het begin van de 18e eeuw op de duikelen. De kerkboeken uit die tijd zijn vrijwel niet bewaard gebleven en als er al wat te voorschijn komt, dan is dat uit zogeheten secundaire bronnen. Nou, zo'n sucundaire bron heb ik, en wat voor een! Mijn voormoeder Tyttie Tjallings was een dochter van Tjalling Doedes en Maycke Jentjes. Het echtpaar woonde vanaf 1724 in Ritseterp (ook wel Ritsebuorren genoemd). Het verhuizen daarheen ging niet zonder slag of stoot, er werd iemand benoemd om de bewoners beleefd te verzoeken ergens anders heen te gaan.
Dit kwam allemaal door een testament van een eerder levende Tiallingh Doedes. Hij bleek in 1707 samen met echtgenote Tjetske Harmens een testament te hebben gemaakt, waarin werd gesteld dat Tjalling Doedes de jonge, na 1724 op de plaats te Ritseterp mocht gaan wonen. Tjalling Doedes de oude had geen levende kinderen (misschien had het echtpaar wel helemaal geen kinderen, dat is niet meer vast te stellen) en vermaakte zijn niet geringe bezit aan familie.
In 1707 werden drie erfgenamen benoemd, te weten Jochum en Marij, kinderen van Gerrijt Doedes de broer van Tjalling, en Aeltie Jans, de dochter van Jan Harmens. Die laatste is weer de broer van Tjetske Harmens. De drie mochten tot 1724 op de plaats wonen, daarna zou de jonge Tjalling aan de beurt komen. Het vermoeden bestaat dat die Tjalling in dat jaar meerderjarig werd. Hoe dan ook, de erfgenamen hadden niet zoveel trek om de plaats te ontruimen en deden dat met tegenzin.
Toen Tjalling in 1729 kwam te overlijden, waren ze er als de kippen bij om de weduwe (met drie jonge kindjes) weg te sturen. Het Nedergerecht van Wonseradeel gaf de erfgenamen in eerste instantie gelijk, maar een aangetekend beroep bij het Hof van Friesland zorgde voor vernietiging van dat vonnis. Maijcke Jentjes mocht tot 12 mei 1730 op de boerderij blijven wonen. In de papieren van het Hof van Friesland staat de exacte overlijdensdatum van Tjalling Doedes vermeld, zie onderstaand fragment van folio 24 van de processtukken:

maandag 14 januari 2008

De toevallige vondst van een steen

Vraag: hoe kun je een steen met een afmeting van 2.00 bij 3.13 meter over het hoofd zien? Het antwoord is eenvoudig, dat kan alleen als de steen is weggehaald, of bedolven is onder aarde. In mijn geval gaat het om de reusachtige grafsteen van de familie Teppema. Die familie is geparenteerd is aan het geslacht dat later de namen Hettema en Klaversma zal dragen. Ooit lag de steen op het kerhof van Goënga, maar wanneer hij is weggehaald is nog onduidelijk. Verder onderzoek zal dat hopelijk aan het licht brengen. Zeker is wel, dat de steen er in 1950 nog was, getuige een krantenbericht in het Sneeker Nieuwsblad van 14 september 1950.
Op de steen staan naar verluidt allerlei interessante details over mijn voorgeslacht en dan is het een beetje vervelend als bedoelde steen er niet meer is. Maar, een gelukje bij een ongeluk: zo'n 50 à 60 jaar geleden heeft iemand een nauwkeurige tekening gemaakt van de steen, die toen als in stukken gebroken was. Die tekening vond ik afgelopen week tijdens een sneuptocht in Tresoar, het archief in Leeuwarden.



Ik heb zitten bedenken hoe die steen op het kerkhof gelegen moet hebben en kom tot de slotsom dat het gevaarte over zes graven naast elkaar heeft gelegen. Dat moest een hele klus zijn als er weer een stoffelijk overschot moest worden bijgezet.
Helaas is de steen ten prooi gevallen aan de "gelijkheidsdrang" van de Bataafse Republiek. Op 8 juni 1795 werd een plakkaat uitgegeven, waarin stond dat begraven in een kerkgebouw voortaan verboden was. Ook moesten alle afbeeldingen van wapenschilden worden weggehaald of vernield. Dat duidde maar op standverschillen die het kenmerk van het 'ancien régime' waren en daar moesten de mensen zo snel mogelijk van af. Inderdaad is de beitel gezet in de wapenschilden die op de steen stonden. We kunnen nu alleen nog maar zien dat het wapen der Teppema's gedeeld was. Vermoedelijk stond op de rechterhelft de halve Friese Adelaar, maar dat is maar gissen. Sommige mensen hebben geopperd dat de Franse lelie en de roos, die op de randen van de steen staan, eventueel in de wapens hebben thuisgehoord, maar ook dat is giswerk.